Doorontwikkeling CMV

Doorontwikkeling CMV.

Afgelopen 20 jaar heeft CMV haar nut bewezen. Vele kinderen vonden hun weg naar volleybal. Hierdoor werd  er voor de NEVOBO een nieuwe doelgroep aangesproken, kinderen tussen 6 en 10 jaar. In deze periode zijn kinderen vroeger gaan sporten en vroeger competitie gaan spelen door CMV.


Om tot een juiste doorontwikkeling te komen moet je eerst definiëren aan welke voorwaarden spelvormen moeten voldoen, voor mij persoonlijk betekent dit:

Haalbaarheid van oefenstof voor een gemiddeld kind van die leeftijd per niveau. Haalbaarheid geeft succesbeleving en succesbeleving is motivatie.

Zeker de eerste 3 niveaus moeten laagdrempelig (dus minimale technische onderdelen) zijn omdat dit de echte instroomniveaus zijn. Meestal worden kinderen lid van de volleybalvereniging op deze niveaus, je kunt dan meteen aanhaken. Ook voor de gymleerkrachten moet je het vooral simpel en herkenbaar houden.

Geen speler mag het spel domineren. Iedereen moet maximale inbreng hebben.

Voorbeeld: na 3 moeilijke serves draai je door. Geen bovenhandse serve op niveau 5.

Dynamiek moet voorwaarde zijn, er moet zeker in de eerste niveaus maximaal bewogen worden, balbaanherkenning en oriëntatie in ruimtes dienen ontwikkeld te worden, we leven immers in een bewegingsarme maatschappij.

Dynamiek en uitdaging (veld leegspelen) zijn leidend voor deze leeftijdscategorie. Je beweegt in wisselende, veelzijdige patronen met 1,2,3 of 4 kinderen !

Plezier, spel en veel rallyspel zijn belangrijker dan winnen.

Veel balcontacten en juiste uitvoering moeten zorgen voor ontwikkeling. Geen stoplichten in spel.

Spelvormen moeten appelleren aan teamsport.

K.I.S.S. Keep it simpel and stupid. Kinderen moeten de spelvormen zeker op de eerste niveaus zelfstandig kunnen spelen. Er moet meer herkenbaarheid zijn.

Er moet een bepaalde “flow” in de game zijn, zeker geen stoplichten. Spel moet doorgaan. Bij serveren op niveau 1 zouden kinderen veel te lang naar de bal wijzen en haal je het tempo uit het spel.

Methodische opbouw als een lijn door de 6 niveaus: algemene balvaardigheid, sport specifieke balvaardigheid, simpele technieken, combinaties van hulptechnieken (vanggooi en vang-stoot) naar technieken met een oplopende moeilijkheidsgraad. (smash, tikbal, sprongfloat etc.) De 6 niveaus vormen een uitgekiende methodiek.

Bij de leerlijn onderarms: algemene balvaardigheid(zonder balvaardigheid kun je niet beginnen met volleybaltechnieken), volleybal specifieke balvaardigheid, onderarms opspelen en bal voor jezelf opvangen, richten bal onderarms naar je medespeler mikken, dan bal passen naar setter, bal onder moeilijkere bal passen naar setter.

Eerste 3 niveaus moeten zo geïmplementeerd kunnen worden in de gymlessen van het basisonderwijs zodat kinderen volleybal ontdekken op jonge leeftijd. Niveau 1 voor groep 3 en 4, niveau 2 voor groep 4 en 6, en niveau 3 voor groep 5 en 6.
Simpele 3 niveaus moeten overal in Nederland bekend zijn.


Doorontwikkeling, grootste verbeterpunten:

Niveau 1.2.3

  • Verenigingen delen uit praktisch oogpunt de teams te groot in, vaak zag ik teams van 6 en 7. Dan staan er helaas te veel kinderen langs de lijn.

Oplossing: teams van niveaus 1,2 en 3 mogen maar uit maximaal 4 kinderen bestaan. Dit garandeert veel balcontacten. Kleinere teams worden gedoogd ! Clubs zouden zoveel mogelijk teams moeten indelen met 4 kinderen. Heb je nu 7 kinderen dan kun je beter een team van 3 en van 4 kinderen maken.  Je genereert tijdens het spelen meer balcontacten en je creëert maximale participatie en betrokkenheid. Voor niveau 4, 5 en 6 speelt dit minder, hier draaien kinderen in het team bij de opslag in. Teamgrootte bij voorkeur 5.

  • Te ingewikkelde telling wat tot verwarring en discussie en interpretatie leidt bij niveau 2 wanneer na 3 vangballen een speler terug mag.

Oplossing: Kinderen mogen zelf kiezen of ze de bal vangen, onderarms opspelen en hun eigen bal vangen of de bal naar een medespeler spelen die hun bal vangt. Vang je de bal dan blijf je in het veld, speel je bal onderarms en vang je hem op dan mag een speler terug; pass je de bal naar de medespeler en die vangt hem op dan mogen alle spelers die buiten het veld staan terug. Tijdens het seizoen zullen de kinderen steeds meer onderarms gaan spelen. Dit garandeert een mooi instroomniveau naar niveau 3. We hebben nu niet meer te maken met tellingen en interpretatieverschillen,  het spel is versimpelt, kinderen kunnen zelfstandiger spelen. Er zal een leuke progressie ontstaan ten aanzien van het onderarms spelen.

  • Vanggooi of vangstootbeweging werd niet correct uitgevoerd en er werd gelopen met de bal.

Oplossing: 2 Seconden regel invoeren. Als de kinderen 2 seconden hebben om de bal door te gooien of stoten gaat het sneller en vloeiender. De eerste seconden wordt gebruikt om de bal naar beneden te drukken, de tweede om hem weg te stoten of opgooien. Behandel de bal als een “brandende  bom”. De praktijk wijst uit dat dit werkt!

  • Gedogen: vaak worden kinderen gedwongen te serveren waar de bal op de grond komt b.v. ver in het achterveld. Dit leidt tot veel fouten.

Oplossing: Iedereen mag 1,5 meter voor het net gaan staan. Hoe minder fouten hoe meer balcontacten, hoe meer spel. Dit leidt tot meer rally’s.

  • Eerste 3 spelvormen kunnen simpel in het basisonderwijs geïmplementeerd worden zodat volleybal ontdekt kan worden.

Niveau 4, 5 en 6.

Hier zit een logische opbouw in. Om het spel gaande te houden wordt op niveau 4 de vanggooi of vangstoot gebruikt.

Op niveau 5 wordt doorgespeeld vanuit een makkelijke serve (onderhands) om tot rally’s te komen. Met bonuspunten wordt rallyspel gestimuleerd.

Op niveau 6 moet je alles kunnen en onder een hogere weerstand spelen ( je mag bovenhands serveren, er wordt meer gesmasht etc.) Je kunt laten zien wat je daarvoor geleerd hebt. Dit is het niveau waar je naartoe gewerkt hebt.


Bij CMV moet rallyspel voorop staan, er moet spel ontstaan !