School Moves Volleybal

School Moves Volley:

  1. Aanleiding
  2. Volleybal op school
  3. Parameters
  4. Voorwaarden spelvormen
  5. De spelvormen
  6. Methodische opbouw
  7. Differentiëren
  8. Trainings- en wedstrijdorganisaties op school
  9. Meest gebruikte methodiek
  10. Leerdoelen
  1. Aanleiding is het promoten van vernieuwde spelvormen in het basisonderwijs. Vele vakleerkrachten zijn onvoldoende op de hoogte van nieuwe spelvormen als School Moves Volley, Smashbal en Beachbal. Via deze brochure wil ik me richten op School Moves Volley. Doelgroep kinderen basisonderwijs vanaf 6 jaar.
  • Volleybal op school: Volleybal is vaak niet de populairste sport om  te geven op school. Het is de meest technische sport. Hoewel het volleybalspel een van de meest gespeelde sporten ter wereld is moeten bonden en verenigingen zich erg inspannen om voor de jongste kinderen attractieve vormen te ontwikkelen die laagdrempelig zijn en uitdaging bieden. School Moves Volley zijn  spelvormen die dynamiek en  uitdaging  in zich dragen en hun nut bewezen hebben. De spelvormen hebben een oplopende moeilijkheidsgraad voor kinderen vanaf 6 jaar. Veelzijdig bewegen en het speels toevoegen van technieken die de kinderen aankunnen maakten de spelvormen tot geliefde,  uitdagende gedeeltes van het bewegingsonderwijs. Ook kunnen de spelvormen gezien worden als basiselementen voor elke andere sport.
  • Parameters:School Moves Volley voltrekt zich veelal op meerdere badmintonvelden welke aaneen liggen. Ook kunnen met een adequaat lengtenet dat gespannen is over de lengte van een volleybalveld meerdere veldjes gecreëerd worden. Veldafmetingen zijn om en nabij 6 meter breed en tussen 4,5 en 6 meter lang. Hoogte van het net is afhankelijk van niveau van de groep. De vakleerkracht zal moeten kiezen voor een hoogte zodat het spel loopt.

Een te laag net maakt reddingen moeilijk (te vlakke balbanen). Een te hoog net maakt reddingen makkelijk. Raadzaam is een goede bal te kiezen b.v. Mikasa School.

  • Voorwaarde spelvormen:Voorwaarde om tot een succesvolle les te komen is de juiste keuze van de spelvormen. Kinderen moeten een uiterste inspanning kunnen doen maar de opdracht moet wel haalbaar zijn. De opdracht moet niet te moeilijk zijn maar zeker niet te makkelijk. Spelvormen moeten super laagdrempelig zijn en voor ieder te behappen. Er moet een methodische opbouw in zitten.

De ene klas is de andere niet !  Globaal kunnen we zeggen dat Niveau 1  geschikt kunnen zijn voor groep 3 en 4. Niveau 2 geschikt voor groep 4 en 5. Niveau 3 geschikt voor groep 5, 6 . Niveau 4 voor groep 7, en 8. Spelvormen moeten een dynamisch en uitdagend karakter bezitten.

  • Spelvormen:Op school wordt vaak met vakken gewerkt en doorgedraaid vandaar aanbieden 2 vormen die een andere uitdaging en telling bieden.

Niveau 1a:

Organisatie: Veld 6 bij 4,5.  3 of 4 Kinderen in veld(afhankelijk van klasgrootte), bij elke bal over net doordraaien. Kind dat bal laatvallen of uit gooit verlaat veld. Wanneer ander kind de bal vangt mag kind weer terug.  Kinderen mogen vangen en gooien hoe ze willen. Team dat veld leeg speelt heeft een punt.

Motivatie: Sterke focus op balvaardigheid en bewegen de basis van elke balsport. Balbanen beoordelen.

Groep 3 en 4:

Niveau 1b. Kinderen kunnen ook gewoon doordraaien (wanneer bal over net gaat) en in veld blijven en rallypunten tellen. Wie heeft het eerst 21 punten.

 Omdat nog veel kinderen moeizaam kunnen vangen is het beter met tellen en niet eruit hoeven als voorbereiding op het veld leeg spelen (1b). Spel dat uitgaat van veelzijdig bewegen (van plaats wisselen, in driehoek of vanuit voerkant bewegen.)

Niveau 2a: Groep 5 en 6 lager onderwijs

Organisatie: Veld 6 bij 4,5 meter (lengtenet over groot volleybalveld of badmintonveld)  3 of 4 Kinderen in veld, bij elke bal over net doordraaien. Kind dat bal laat vallen of uit gooit verlaat veld. Wanneer een kind de bal onderarms opspeelt en vangt  mag het kind dat het langst naast veld staat weer terug.  Kinderen worden gestimuleerd te stoten met een of 2 handen , de bal onderarms met 2 gestrekte armen of met een hands over het net te swingen (smashworp)  Na een fout(en bij begin ) wordt het spel hervat met een onderhandse serve vanuit het veld. Kind dat het kortst bij de bal is slaat op. Wanneer iemand de bal onderarms opspeelt en teamgenoot vangt bal op  mag ieder terug. Team dat veld leeg speelt heeft een punt.

Niveau 2b: Gewoon doordraaien zonder veld te verlaten elke fout is een punt. Rallypoint dus. Vanuit veld serveren. Wel eigen bal onderarms opspelen en vangen.

Niveau 3a. Groep 7 en 8.

Organisatie: Veld 6 bij 6 meter. 3 of 4 Kinderen in veld, als de bal over net gaat draai je door. Beginbal met serve vanuit veld. Wie de bal heeft serveert.  Elke bal moet door ontvangende partij onderarms opgespeeld worden en door   medespeler gevangen worden.

Bij elke vangbal mag een speler(speelster) terug. We stimuleren de kinderen de ballen te stoten (latere bovenhandse techniek, stoten is een voorbereidende vorm), strekworp (latere tip ) , swingworp (latere smash) of met gestrekte armen te gooien (onderarms passen).

Motivatie: Onderarms spelen, richten, serveren zonder fouten vanuit kleine afstand. Stimuleren volleybaleigen bewegingen: stoten- swing en strekworp.

Niveau 3b. Ook is het mogelijk steeds door te draaien zonder dat een speler(speelster) eruit gaat. Elke bal moet onderarms door speler zelf of partner opgevangen worden. Rallypointtelling.

Niveau 4a.

Organisatie: Veld 6 bij 6 meter. 3 of 4 Kinderen in veld, als de bal over net gaat draai je door. Beginbal met serve vanachter veld. Speler op rechtsachterplaats serveert.  Elke bal moet door ontvangende partij onderarms opgespeeld worden en door medespeler gevangen worden. Speler die fout maakt verlaat het spel.

Bij elke vangbal na onderarms spelen mag een speler(speelster) terug (Serverend).Spelers die er uit zijn staan in volgorde van duurte achter achterlijn. Speler die het langst eruit is serveert het eerst. En komt terug in veld. We  adviseren de kinderen de ballen te stoten (latere bovenhandse techniek, stoten is een voorbereidende vorm), strekworp (latere tip ) , swingworp (latere smash) of met gestrekte armen te gooien, maar kinderen mogen ook de bal na controle worp de bal er bovenhands overheen spelen, na controleworp de bal er onderarms overheen spelen, na opworp (controleworp) de bal er overheen slaan of tippen. Ook mogen vakleerkrachten een keuze maken afhankelijk van niveau van kinderen.  Door toevoeging van bovenhands spelen, slaan, en tippen worden alle volleybaltechnieken op een simpele wij wijze in de spelvorm gebouwd. Spelvorm met hoog “mag” karakter. Goede kinderen moeten gestimuleerd worden zoveel mogelijk grove volleybaltechnieken te gebruiken. Het mindere kind zal blijven gooien. Wie een fout maakt gaat op de serveerplaats staan en komt er weer serverend in vanachter de achterlijn. Maak je een vangbal en je mag serveren en er staat niemand uit dan wordt vanuit veld geserveerd. Wie scoort gaat serveren ! Wanneer er niemand achter de achterlijn staat wordt er vanuit het veld geserveerd !

Motivatie: Serveren vanaf achterlijn, slaan-, bovenhands-  ,onderarms- en tip  vanuit controleworp toevoegen aan spelvorm als dit haalbaar is.

Niveau 4 b. Er kan ook gespeeld worden zonder eruit te gaan. Er wordt met rallypoint geteld.

Elke eerste bal onderarm opspelen naar teamgenoot. Bij elke bal over net doordraaien.

  • Methodische opbouw.

Spelvormen waarborgen een methodische opbouw naar technieken die eventueel op sportclubs kunnen worden uitgebouwd.

Algemene balvaardigheid naar  sportspecifieke balvaardigheid (de volleyeigen worpen, vangen in splitstep) naar  volleybalvaardigheden pass, serve, slaan, bovenhands spelen en onderhands spelen.

Bovenhands spelen: algemene balvaardigheid – volleybaleigen stoten – via controle worp bovenhands spelen

Onderhands spelen: algemene balvaardigheid – met gestrekte armen vangen en gooien – bal onderarms opspelen en zelf vangen – bal onderarms opspelen en naar partner spelen – bal via een controleworp naar partner richten.

Onderhands serveren: algemene balvaardigheid – met een arm kunnen rollen en gooien, vanuit kleine afstand serveren(vanuit veld dus) – vanuit grotere afstand – vanachter achterlijn serveren.

Slag of smash: swingworp wordt slag op niveau 4.

Tip : stoten met een hand wordt tip vanuit controleworp

Kinderen die het aankunnen zullen gaandeweg steeds meer volleybaltechnieken gaan gebruiken. Zeker als die aangereikt worden door de vakleerkracht.

Spelvormen evalueren sterk maar minder begaafde kinderen kunnen toch de simpele technieken kunnen blijven gebruiken. De uitblinkers zullen de nieuwe technieken als een uitdaging zien.

  • Differentiëren:

De ervaren vakleerkracht kan eindeloos differentiëren teneinde het voor ieder interessant te houden. In de hogere klassen kun je bijvoorbeeld op 4 verschillende velden de 4 niveaus spelen. We kiezen voor de organisatie Move up Move down (m.a.w. winnaars naar rechts verliezers naar links. De winnaars zullen een steeds moeilijkere spelvorm moeten spelen. Ook kunnen betere kinderen op een groter veld spelen tegen kinderen op een kleiner veld. Zo kunnen mindere ook eens van de betere winnen. Ook kunnen vakleerkrachten betere kinderen een moeilijkere opdracht geven b.v. op niveau 4 verplichten de bal met een volleybaltechniek te spelen terwijl andere nog gooien. Vakleerkrachten kunnen ook opdrachten geven als de groep het aankan b.v. kinderen van groep 8 mogen alleen bij niveau 4 de bal in rally met volleybaltechnieken naar andere kant spelen.

  • Trainings en wedstrijdorganisaties:

Bij het gebruik van een lengtenet (zie www.volleybalnederland.nl zijn uitdagende trainingsorganisatie mogelijk zoals move up, move down(winnaar naar links , verliezers naar rechts) Streetvolley, een team blijft op het buitenste veld staan alle teams draaien kloksgewijs door. Winnaars krijgen 3 punten, gelijk 2 punten en verliezers 1 punt.

  • Meest gebruikte methodiek:

Meest gebruikte en effectieve methodiek is de methodiek aanleren, met elkaar spelen (wie kan een serie maken, wie heeft het eerst een aantal goede acties gemaakt) en tegen elkaar spelen zie leidraad spelvormen Adrie Noij.

  1. Leerdoelen per niveau:

Niveau 1: Balvaardigheid : gooien met een of 2 handen, in alle houdingen vangen, in armen vangen, in handen vangen, kleine en grote ballen vangen, gooien vanuit nek, gooien met strek , swing, stoten, uit verschillende balbanen vangen.

Niveau 2: Onderhands serveren vanuit veld

Niveau 3: Volleybaleigen gooien stimuleren en onderarms opspelen voor jezelf of partner

Niveau 4: Onderarms opspelen naar partner, bal na controleworp bovenhands spelen, na cw bovenhands spelen, na cw slaan, na cw tippen.

Tips:

Begin laagdrempelig vaak bij niveau 1. Wanneer het loopt ga naar niveau 2 etc.